De Effingers vertelt het verhaal van vier generaties van drie met elkaar verweven Berlijnse families. Het boek speelt zich af tussen 1878 en 1948 en begint met een brief die de 17-jarige Paul Effinger schrijft aan zijn ouders en het eindigt ook met een brief van dezelfde Paul: Het is de afscheidsbrief die hij op 80-jarige leeftijd schrijft voordat hij naar het vernietigingskamp wordt getransporteerd.
Tussen die twee momenten worden vele intrigerende personages opgevoerd — ouders, kinderen, geliefden, vrienden en vijanden.
Het is veelzeggend voor zowel het verloop van de Duitse geschiedenis als van Tergits meesterlijke vertelling, dat het woord 'joods' de eerste 200 pagina's van het boek nauwelijks voorkomt, terwijl vrijwel alle belangrijke personages in De Effingers joods zijn. Tergit negeert de antisemitische stereotyperingen van de 19e eeuw niet, maar laat op treffende wijze zien dat het joods zijn vóór het begin van de jaren dertig van de vorige eeuw in Duitsland geen overheersende rol heeft gespeeld. Pas als de nazi's voor de deur van de macht staan, verandert alles dramatisch. Tergit spaart de lezer niet wat er daarna gebeurt, maar het is niet de ingrijpende beschrijving van het Hitler-regime die de lezer tot nadenken stemt; het is eerder de hernieuwde bewustwording van de pure waanzin die erachter schuilgaat. Toch vertelde de auteur over De Effingers dat ze niet 'een roman over het Joodse lot had geschreven, maar een roman over Berlijn die veel mensen afbeeldde die toevallig joods waren.'